R&M 16 juli 2017
De werkwoorden ruiteren en mennen zijn door Van Dale's "Groot woordenboek der Nederlandse taal" jaren geleden opgenomen.
Ruiteren
Betekenissen van het (werk-)woord volgen van Dale’s Groot woordenboek van de Nederlandse taal.ruiteren: (ruiterde, h. geruiterd) I (onoverg.) (gew.)
1 als een ruiter te paard zitten
2 zich ergens niet op zijn plaats voelen
3 (overg.) aan ruiters (8) zetten: vlas ruiteren
Mennen
Betekenissen van het (werk-)woord volgen van Dale’s Groot woordenboek van de Nederlandse taal.mennen: (overg.; mende, h.gemend
1 (mbt. Trek-of rijdieren en vervolgens ook bespannen voertuigen) door middel van leidsel of een toom besturen: een paard,een wagen mennen; toen het ongeluk gebeurde, mende hij zelf en niet zijn koetsier
2(fig.,veroud.) besturen, leiden: de vrouw die zijn gedachten ment, vgl. volksmenner
3 met paard-en-wagen zand vervoeren: zand mennen, met paard-en-wagenzand uit de duinen halen; mest mennen, mest naar het land brengen:-(in ’t bijz.)(mbt.graan of hooi) binnenbrengen: de boeren zijn aan het mennen
4 (mbt. Het visnet met de gevangen vis) inhalen, in de schuit tillen
5 (fig.,gew.)(een overvloed van verschillende voorwerpen) inkopen, verzamelen
Participatiebijeenkomst Maashorst 14 maart
Lees meer >
Bezorgde ruiters en menners tegen besluit gemeente Almere en Staatsbosbeheer
Lees meer >
Ruiterpad over de Benderse in het Dwingelderveld afgesloten
Lees meer >